Het Delfts blauw is in de late 16e eeuw ontstaan als een kostenefficiënt alternatief voor het blauw-witte porselein dat uit China werd geïmporteerd. Het jaar 1576 was het jaar waarin Antwerpen te maken kreeg met de aanval van de Spaanse troepen van Filips II. In de stad woonden Italiaanse keramisten die na de slag naar Delft verhuisden.
Het was de tijd van de Gouden Eeuw. In deze periode van welvaart begonnen de Nederlanders kunst enorm te waarderen. Vanaf 1680 startte de VOC met de grootschalige import van Chinees porselein. Dit werd veroorzaakt door de groeiende waardering voor alles wat Aziatisch was. Chinees porselein werd beschouwd als een luxeproduct. Echter, de pottenbakkers en keramisten uit Delft streefden ernaar om een meer betaalbaar product te creëren voor de bevolking. In tegenstelling tot Chinees porselein, dat vervaardigd werd uit porseleinaarde, werd Delfts Blauw geproduceerd uit een zorgvuldige samenstelling van kleien, verven en glazuren. Hedendaagse fabrikanten, zoals Royal Delft, ook bekend als De Porceleyne Fles, en Heinen Delfts Blauw, houden deze traditie levend en integreren deze met moderne ontwerpen.
Het productieproces begint met de samenstelling van de klei, die bestaat uit ongeveer tien verschillende grondstoffen, waaronder klei, porseleinklei (kaolien), kwarts, veldspaat en krijt. Deze materialen worden gemengd en fijngemalen met water tot er een vloeibare kleipasta ontstaat. Deze pasta wordt vervolgens in gipsen mallen gegoten. Zodra de kleipasta loskomt, wordt deze uit de mal verwijderd. De gietnaden worden handmatig bijgewerkt en glad gesponst. Het object krijgt een speciale laag verdunde klei, genaamd 'engobe', en wordt daarna voor de eerste keer gebakken. Na 24 uur wordt het product, nu 'biscuit' genoemd, uit de oven gehaald. Het object wordt vervolgens met de hand beschilderd door pottenbakkers met speciale penselen en een verf op basis van kobaltoxide. Daarna wordt het object bespoten met glazuur, wat resulteert in een witte ondoorzichtige laag. Het object gaat dan opnieuw de oven in. Tijdens dit bakproces smelt het glazuur tot een transparante laag en verandert de kleur van de decoraties van zwart naar het iconische Delfts blauw.
In 1745 werd er in Cornwall, Engeland, klei ontdekt die kaolien bevatte. Deze klei werd gebruikt voor de productie van Chinees porselein. In 1759 richtte Josiah Wedgewood zijn fabriek voor Engels creamware op. Dit creamware nam de markt voor Delfts Blauw over, omdat het veel robuuster was en geschikt voor dagelijks gebruik. Als gevolg hiervan begon de wereldwijde markt voor Delfts Blauw na 1759 te dalen. Vrijwel alle 33 fabrieken die Delfts Blauw produceerden, verdwenen. De enige overgebleven fabriek was De Porceleyne Fles, die nog steeds Delfts Blauw produceert.
Het merendeel van het Delfts blauwe aardewerk was wit en blauw, geïnspireerd door het Chinese porselein dat dezelfde kleuren had. De keuze voor blauw was niet alleen esthetisch, maar ook praktisch en economisch: blauw was gemakkelijker te verwerken in het productieproces en kostenefficiënter dan wit en rood aardewerk. Daarnaast speelden veranderende modetrends een rol in de populariteit van blauw in Delfts aardewerk. In de 17e eeuw verschoof de culturele voorkeur naar eenvoud. Rond 1625 raakten felle kleuren uit de mode en begon de hogere klasse zich steeds meer in donkere tinten te kleden, waaronder zwart. Donkere stoffen waren een symbool van rijkdom, aangezien zwart de moeilijkste en daardoor de duurste kleur was om op stof te verven. Deze trend weerspiegelde zich in de kleurkeuzes van het Delfts blauwe aardewerk.
De Grieksche A staat bekend als een van de meest gerenommeerde en prestigieuze fabrieken van Delfts aardewerk uit de Nederlandse Gouden Eeuw. Samuel van Eenhoorn, die de fabriek van zijn vader had geërfd, leidde deze met groot vakmanschap van 1678 tot 1685. Hij was een van de eerste Delftse pottenbakkers die het belang erkende van het creëren van een unieke en onderscheidende stijl. Zijn producten vonden al snel hun weg naar de interieurs van een welgestelde clientèle. Nadat zijn weduwe de leiding over de fabriek had overgenomen, verkocht ze deze aan haar zwager Adrianus Kocx, die aan het roer stond 1687 tot 1701. Het decoratieve schema dat kenmerkend is voor het werk onder toezicht van Kocxs, bestaat uit fijne bloeiende takken en vogels, gecombineerd met randen van ruyi-hoofden en tandranden. Daarnaast resulteerde een aanzienlijk aantal van de objecten die onder zijn leiding werden geproduceerd in een symbiose van oosterse motieven, geïnspireerd door Chinees porselein, en Europese ontwerpen. Enkele van de ontwerpen zijn geïnspireerd door de Franse architect Daniel Marot.Hij werd aangesteld als de officiële architect van Willem III, prins van Oranje, die hem de taak gaf om zijn residentie, Paleis Het Loo, te decoreren. Koningin Mary, die een buitengewone passie voor Delfts blauw had ontwikkeld, gaf opdracht tot het vervaardigen van talrijke objecten bij De Grieksche A om het paleis te decoreren. Het werk van Daniel Marot werd zo hoog gewaardeerd door het koninklijk hof dat hij werd gevraagd om koningin Mary en koning Willem naar Engeland te volgen. Ondanks de afstand, lijkt het erop dat de Franse architect Daniel Marot en Adrianus Kocx hebben samengewerkt. Deze samenwerking leidde tot een unieke fusie van Franse, Nederlandse en Chinese invloeden, die kenmerkend zijn voor het Delfts blauw uit deze periode. Daniel Marot was een buitengewoon veelzijdige ontwerper. Zijn creaties omvatten een breed scala aan disciplines, waaronder architectuur, tuinontwerp, meubelontwerp en nog veel meer. Marot speelde een cruciale rol bij het introduceren van de Lodewijk XIV-stijl in de Noordelijke Nederlanden en Engeland, een stijl die zich onderscheidt door zijn statige, symmetrische en decoratieve karakter. Marot's oeuvre besloeg alle aspecten van het hofleven, variërend van interieurontwerp en volledige woningen tot klokken, stoelen en decoratieve bogen. Zijn ontwerpen hadden een aanzienlijke invloed op de architectuur van zijn tijd. Sommige van zijn meest bekende werken zijn Paleis Kneuterdijk, de tuinen van Paleis Het Loo, het interieur van Slot Zeist en de tuinen van kasteel Rozendaal en Heemstede. Marot volgde de opleiding tot dessinateur, een kunstenaar die ontwerpen maakt voor verschillende ambachtslieden, waaronder timmerlieden, smeden en meubelmakers.
Door een onophoudelijke drang naar innovatie, ontwikkelde De Grieksche A zich tot een van de meest gerenommeerde keramiekfabrieken, niet alleen in Nederland, maar ook internationaal. Na het overlijden van Adrianus, nam zijn zoon, Pieter Adriaensz. Kocx, de leiding van het bedrijf over. Onder zijn beheer werden enkele van de prachtigste polychrome Delftse aardewerken geproduceerd, die tot op de dag van vandaag te bewonderen zijn. De Grieksche A heeft een aanzienlijke stempel gedrukt op andere Delftse aardewerkfabrieken. Als een van de grootste en meest prestigieuze fabrieken van zijn tijd, was De Grieksche A een pionier in kwaliteit en innovatie. Het bedrijf introduceerde nieuwe producten zoals bierpullen en scheerkommen¹, innovaties die vaak werden overgenomen door andere fabrieken. De Grieksche A stond bekend om zijn superieure kwaliteit aardewerk, wat een benchmark vormde voor andere fabrieken om te evenaren. De unieke stijl van De Grieksche A, gekenmerkt door zijn lichtgekleurde glazuur en kenmerkende ontwerpen, werd vaak nagebootst door andere Delftse aardewerkfabrieken. Rond 1700 huisvestte Delft ongeveer 30 plateelfabrieken waar zo'n 900 mensen werkten. De Grieksche A was een van de grotere fabrieken en beschikte over twee ovens, wat aantoonde dat een grotere productiecapaciteit haalbaar was. Het is van belang om te benadrukken dat de invloed van De Grieksche A zich over een uitgestrekte periode uitstrekte, namelijk van 1657 tot 1818¹². Bovendien bleef het bedrijf in het bezit van opeenvolgende familieleden². Dit zorgde voor een voortdurende continuïteit en consistentie in de producten van De Grieksche A, wat andere fabrieken aanzette om een soortgelijke werkwijze te hanteren.
Reacties